Tijden veranderen.
1952
Daar loop ik dan, een angstig kind in de verlaten straten op
de vroege zondagmorgen. Om de hoek van iedere volgende straat kan zich weer
iets onverwachts voordoen. Een blaffende hond die achter me aan komt of
kwajongens die aan mijn haren trekken. Af en toe loop ik hard. Hoe eerder ik er
ben des te liever het me is. De vorige week heeft mijn vader me naar
zondagschool gebracht. Nu weet ik de weg en kan ik wel alleen gaan ik ben toch
al een grote meid.
Wat een opluchting, ik heb het hek van de kerk bereikt en ga
naar binnen. Er hangen al jasjes aan de kapstok in de gang en in het klasje is
het lekker warm.
Er worden liedjes gezongen en een verhaal verteld over
Johannes de doper die werd onthoofd. Ik vind het een prachtig verhaal. Aan een
flanelbord worden mooie gekleurde plaatjes gehangen en ik ben even mijn angst
voor de terugweg vergeten. Maar die komt onherroepelijk en ik leg hem op een
drafje af.
Thuisgekomen vertel ik wat ik gehoord heb maar ik vertel niet
dat ik onderweg zo bang ben geweest.
De volgende zondag moet ik weer naar zondagschool en de
angst overvalt me. Ik huil.
“Zie je wel”, zegt mijn moeder, die niet gelovig is tegen
mijn vader, “dat zijn toch ook geen verhalen voor kinderen, dat kind hoeft niet
meer naar die zondagschool.”
Wat een opluchting, maar wel jammer van die mooie verhalen.
1955
Enkele jaren later ga ik met mijn ouders samen naar een
ander kerk op zaterdag,
want dat is de Sabbat. Mijn vader krijgt ontslag omdat hij de zaterdag vrij vroeg
en dat niet kreeg op de machine fabriek waar hij werkte. Financiëel wordt het
er voor hen niet gemakkelijker op, maar
mijn ouders zijn helemaal overtuigd van de waarheid en God zal wel
voorzien. Ik voel me er sterk bij betrokken en ben zeer toegewijd.
De
schuifdeur van het tussenkamertje waar ik slaap is met glas in lood. Er wordt
een gordijn voor geschoven dat altijd een kiertje open mag blijven. Ik kan als
ik op bed lig veel opvangen van de gesprekken die er in de huiskamer
plaatsvinden. Ik hoor een gesprek over de
kerk en wat God van ons verlangt en hoe listig de duivel is. En dan is er ook
nog een gesprek over geesten en doden
die tevoorschijn komen. Dat is satans werk. Ik vind het griezelig en durf niet
meer te gaan slapen. Overal in het behang vormen de krinkeltjes zich tot
gezichten die me aanstaren. De angst bouwt zich langzaam op. Iedere avond kniel ik voor mijn bedje en zeg mijn
avondgebedje. Intussen denk ik: als er maar geen geesten onder mijn bed zitten
en durf niet eens te kijken als ik klaar ben. Mijn moeder stopt me in en kust
me welterusten. Papa komt nog even en verdwijnt weer door de schuifdeur naar de
kamer, maar ik kan niet slapen. Overal in mijn hoofd loert het gevaar. Geesten
zijn zo ongrijpbaar. Ze zijn er wel en ze zijn er niet. Misschien staan ze wel
naar mij te kijken. Als ze me maar niet aanraken of kwaad doen. Toch ben ik ook
nieuwsgierig en zou ze wel willen zien. Ik probeer heel goed te kijken, maar
zie niets. Gewoon alleen mijn kamertje. Maar de angst verdwijnt niet. Er zitten
nog veel meer angstige dingen in mijn hoofd.
Wie
zegt me of ik nog wel wakker word als ik in slaap val. Misschien ga ik dan wel dood. Dat weet je toch nooit zeker. Een
buurjongetje, die bij mij in de klas zat is een tijdje geleden ook dood gegaan.
Hij was wel ziek en had in het ziekenhuis gelegen, maar thuis in je bed kun je
toch ook dood gaan. Ik heb geleerd dat de dood als een slaap is en als Jezus
wederkomt op de wolken des hemels worden alle doden opgewekt om met hem naar de
hemel te gaan. Maar ik wil helemaal nog niet dood.
Ik hoor
de geruststellende geluiden uit de kamer. De radio staat zachtjes aan en af en
toe hoor ik mijn moeder door de gang naar de keuken lopen.
Mijn
gedachten blijven in een kringetje ronddraaien.
Ja, nu
gaan mijn ouders ook naar bed. Het zal helemaal stil worden en dan vind ik het
nog griezeliger.
“Mam!”
roep ik zachtjes.
Ze
hoort me niet.
Nog
eens, ietsje harder.
“Mam!”
Ja, ze
heeft me gehoord.
“Goh
kindje, slaap je nog niet, wat is er aan de hand?”
“Ik kan
niet slapen, ik ben bang.”
“Bang,
waarvoor?”
“Dat ik
dood ga.”
Mijn
moeder zit op de rand van mijn bed.
“We
gaan allemaal een keer dood lieverd.”
“Ja maar ik wil helemaal nog niet dood.”
“Je
gaat ook helemaal nog niet dood” zegt ze.
“Ja,
maar als ik nou toch dood ga.”
“Àls de
hemel valt zijn alle mussen dood en geloof me nu maar, ik weet zeker dat jij
vannacht niet dood gaat en nog heel lang niet”.
We
praten een tijdje en ze stopt me weer in om te gaan slapen. Die nacht slaap ik
rustig.
Het is
moeilijk om over de angst voor geesten en doden heen te komen al laat mijn
moeder me iedere avond onder mijn bed kijken.
1965
Peter
gaat al een tijdje niet meer mee naar de kerk. Ik heb daar wel begrip
voor. Als ik eerlijk ben wordt het mij
ook steeds moeilijker om te gaan. Nu
Robert een half jaar oud is, geef ik de moed op om door te gaan met mijn
kerkelijke activiteiten. Het eerste halfjaar was ik te moe en te druk, nu ben
ik er zo aan ontwend dat het me minder belangrijk lijkt. Ik vraag mezelf steeds
meer af. De dingen in de bijbel worden zo letterlijk geïnterpreteerd en zijn
daardoor zo onwaarschijnlijk in deze tijd van wetenschappelijke verklaringen. Ik
kan niet domweg geloven in dingen die zo onwaarschijnlijk zijn. Ik heb ook gewoon
geen zin meer om me te verdiepen in dingen die ik als wonderen zou moeten aanvaarden
en leg liever alles naast me neer. Er is niets meer over van de diepgevoelde
ervaringen uit mijn kinderverleden. Het leven is al moeilijk genoeg.
Ik haal
een vers worstje bij de slager. Varkensvlees aten we nooit, ook dat was
verboden en ik stap bij Annelies naar binnen om te vragen hoe lang ik die moet
braden. In het begin voel ik me zo schuldig, de leerstukken zijn diep
geworteld. Langzamerhand ga ik me steeds minder houden aan dat wat van bovenaf
wordt opgelegd en voel ik me vrijer om te doen en laten wat ik wil. Ook op de
zaterdag, waarop ik niet winkelen, werken of kopen mag, ga ik mijn eigen
gangetje. Ik zie er het nut niet meer van in.
1995
Tijden veranderen sneller dan ooit.
Vandaag kan al gisteren wezen.
Ik ben een nieuwe weg ingeslagen een weg van onderzoek naar
wat ik in wezen ben. Mijn nieuwsgierigheid stuurt me steeds verder op weg naar
plekken die ik anders nooit zou hebben ontdekt. Plekken in mijzelf die
aangeraakt worden en verlevendigd. Ik herontdek heel langzamerhand de waarden
van religies in zijn algemeenheid in theosofische studies en in het bijzonder die van de Boeddhistische
Gelugpa traditie. Gelek Rimpochee zei
ooit in zijn lessen:
Wanneer je weet in welk potje je de dingen moet doen kun je
ze altijd gebruiken. Dat is voor mij heel belangrijk. Ik ben weer teruggekeerd
naar de wortels uit mijn jeugd al zijn de omstandigheden veranderd, er daagt
weer een gevoel van herkenning ondanks de totaal andere invalshoeken.
Vanuit een protestante achtergrond sta ik nog regelmatig
vreemd tegenover alle rituelen die een middel zijn om te komen tot verlevendiging
van mijn zoektocht. Ik laat ze over me heen komen en denk, de tijd zal hun waarden
bewijzen.
2010
Ik zeg mijn sadhana’s. Hier op mijn kussentje breng ik
dagelijks mijn denkertje tot rust om thuis te komen bij mijzelf. Iedere dag is
het weer anders. Er zijn dagen dat ik me moeilijk kan concentreren. Er zijn
dagen dat ik bijna in slaap val. Ik leer er mee om te gaan of het te accepteren.
De momenten dat er ‘kwartjes vallen’ zijn een grote schat die ik koester in het
diepst van mijn hart. Zoals het rituele geluid van de rinkelende bellen tijdens
de rituelen die me plotseling tot op mijn botten raken.
De waarden die in mijn kindertijd wortel hebben geschoten
komen tot ontwikkeling in een samenspel van aandacht, analyse, concentratie en
meditatie. Zoals een mede student van de Lam Rim steeds zegt: “Het is iedere
keer weer spitten in mijzelf”, en dan
tot conclusies komen dat ze een bedding vinden en geïntegreerd kunnen worden in
mijn leven. Wat ik de laatste vijftien jaar heb geleerd is onnoembaar en zeer
waardevol.
De lessen van Rimpochee, de beoefeningen en de activiteiten
binnen Jewel Heart vormen een basis waaraan ik me kan spiegelen en waardoor ik de
weg leer bewandelen naar meer vrijheid binnen alle beperkingen van mijn
waardevol menselijk bestaan.
En hoe is het nu, anno 2020?
Heel leuk om dat nu weer eens terug te lezen en te weten hoe mijn leven zich tot op dit moment ontwikkeld heeft. Nog steeds ben ik heel dankbaar voor de mogelijkheden die ik in de Boeddhistische filosofie en levenskunst heb gevonden. Ik heb daar zoveel van geleerd en sta veel vrijer in het leven dan dat ik me ooit vroeger voor had kunnen stellen. Dat schept veel meer mogelijkheden en geeft ruimte om te gaan met de dingen die op mijn pad komen.
In crisis tijd zoals die zich nu voordoet met de corona crisis merk ik dat er ruimte is en ik hoef niet in paniek te vervallen. Zoveel mooie levenslessen en oefeningen, die me tot hier hebben gebracht. Dat maakt dankbaar. Dat is leven met alles erop en eraan. Alles mag er zijn. Het is aan mij om er op een goede manier mee om te gaan in alle bescheidenheid wetend dat het heel bijzonder is dat blokkades me niet hebben belemmerd om tot hier te komen.
Dank, dank, dank voor alle mooie lessen die ik door Gelek Rinpochee en alle mede studenten heb mogen leren.