dinsdag 13 oktober 2009
Ik ging mijn bed weer in. Mijn darmen zijn nog niet in orde,
maar de koorts is gezakt en de heftige krampen zijn verdwenen. Nog steeds
verdraagt hij geen ontlasting en als dat de gevoelige plek bereikt is het
pijnlijk. Als ik naar het toilet ben geweest keert de rust weer een beetje
terug.
Vanmorgen terug in mijn bed heb ik niet meer geslapen en
terwijl de gedachten rondtolden, leek ik even contact te maken met een soort
van schizofreen gevoel, een gevoel zoals ik me dat voor zou kunnen stellen.
Misschien mede ingegeven door de koorts van de laatste dagen maar toch, hoe is
het mogelijk om zo verstrikt te raken in je eigen denken.
Ik merkte hoe mijn ik gerichtheid overal doorheen werkt. Hoe
het bijna onmogelijk is, vooral wanneer je lichamelijk pijn hebt, je van
vreemde denkpatronen los van te maken en te ervaren dat je niet alleen maar je
lichaam bent. Nee, IK heb pijn. En
als ik daar weer wat meer vrij van kwam en met andere gedachten speelde, kwam
dat ikje weer op allerlei andere manieren door mijn denken heen een rol spelen.
Als ik het in het ene opmerk en laat gaan, uit het zich alweer in het andere.
Plotseling zag ik mijn eigen gerichtheid overal in doorrazen terwijl ik dacht
het èèn los te laten en de volgende gedachte vrij van ego te kunnen zijn, bleek
dat een volkomen misvatting, want ook daarin herkende ik mijn eigen
kleingeestigheid en denken weer.
Ik draaide zo in een kringetje rond om mijzelf, dat ik nog
meer verwarde en vreemde gedachten zou kunnen krijgen die al min of meer
aanwezig waren. Ik veronderstelde dat het zo zou kunnen gaan, schizofreen of
verward worden. Het is angstig in een ruimte te staan waar ik geen grip op heb,
geen grip op mijn eigen denken, want ik
moet me toch ergens aan vast kunnen houden aan mezelf en aan mijn eigen logisch
denken en als dat niet meer lukt dan gebeuren er rare dingen in mijn geest. Dan
graai ik steeds meer verward om mij heen naar houvast.
‘Het is vreselijk als er dan geen vangnet is’, was de
gedachte die bij me opkwam.
Toen schoot het me te binnen en ik herhaalde een tijd lang de
woorden die ik heb geleerd en een zekere kwaliteit in zich dragen die me
duidelijk geworden zijn in mijn ervaring doordat ik er al zolang mee bezig ben.
Het gaat niet alleen om de woorden, maar om dat waar ze voor staan en de
richting die ze aangeven.
‘Tot aan de
verlichting neem ik toevlucht tot Boeddha, Dharma en Sangha.
(Moge ik door
onzelfzuchtig handelen en de andere volmaaktheden Boeddhaschap bereiken tot
welzijn van alle wezens)’
Ik merkte, hoe zoals gewoonlijk de rust in me weerkeerde,
hoe mijn buik zich ontspande en alles wat er is op zijn plaats valt, mede door
de opgebouwde gewoonte en inhoudelijkheid van ieder woord op zich die zo groot
is dat ik daar hier niet veel meer over kan zeggen dan dat het veel voor mij
betekent en een mogelijkheid geeft voor mijn ontwikkeling.
De herinnering die daarbij automatisch opkomt, is toch de
kern van de zaak. Het gaat erom die kwaliteiten in mezelf op te bouwen. Vanuit
die positie keert de rust terug. Zijn alle handelingen, handelingen zijn alle
woorden, woorden en is al het denken, denken. Niet meer en niet minder dan dat.
Zolang alles wat ik doe en kan afhankelijk is van oorzaken
en gevolgen en ik daar zelf weinig
begrip en weet van heb, is een vangnet onontbeerlijk, het geeft ruimte, rust en
kracht waardoor ik verder kan zonder angst. Ik kan nog zo veronderstellen zelf
de touwtjes in handen te hebben, maar schijn bedriegt.
Door methode en
bewustwording toe te passen, kan er een heel ander perspectief ontstaan en een
motivatie van waaruit alle handelingen bepaald worden door die instelling.