zaterdag 17 maart 2012

Oorlog.

September  1944 – mei 1945
Parachutisten landen op de heide bij Ede. In Oosterbeek wordt zwaar gevochten. 
Op 18 september met in de verte het hoorbare oorlogsgeweld kondigt de baby haar komst aan. Een moeilijker tijdstip is nauwelijks te bedenken. Geen hulp of dokter in de buurt. 
"Vraag maar aan de bovenbuurvrouw of ze Moeder kan halen," vraagt. Carla aan  haar man die merkbaar nerveuzer wordt.

Oorlog

September  1944 – mei 1945
Parachutisten landen op de heide bij Ede. In Oosterbeek wordt zwaar gevochten. 
Op 18 september met in de verte het hoorbare oorlogsgeweld kondigt de baby haar komst aan. Een moeilijker tijdstip is nauwelijks te bedenken. Geen hulp of dokter in de buurt. 
"Vraag maar aan de bovenbuurvrouw of ze Moeder kan halen," vraagt. Carla aan  haar man die merkbaar nerveuzer wordt.
Mien laat alles in de steek, schiet haar jas aan en loopt snel een paar straten verder. Als haar schoonmoeder arriveert, beslist ze dat er een verloskundige moet komen, de weeën worden heftiger. Waar haal je  onder deze omstandigheden hulp vandaan?  In het Christine Baderhuis aan de Amsterdamseweg zal vast wel iemand te vinden zijn die verstand van zaken heeft.
Manmoedig trekt Moeder haar jas aan en gaat op weg. Het is enkele kilometers verderop richting oorlogsgeweld. Onderweg moet ze langs verscheidene gesneuvelde soldaten.
Ze doet haar uiterste best en moet al haar overredingskracht gebruiken om het personeel te overtuigen van de noodzaak haar op de terugweg te vergezellen. Een dappere verpleegster gaat met haar mee terug om Carla bij te staan. 
Het wordt een zware bevalling. Geen mogelijkheden om te hechten en de verpleegkundige durft na de bevalling  in de vroege avond niet meer terug te keren naar het ziekenhuis. Doorlopend zijn de gevechten hoorbaar.

Vijf dagen later moet de hele bevolking de stad uit zijn en iedereen wordt geëvacueerd. Alles  moet achtergelaten worden.

Samen met enkele familieleden trekken Henk, Carla en de baby op de handkar richting Doetinchem om daar bij een zuster van Moeder onderdak te zoeken. Carla,  kan nauwelijks lopen en heeft borstontsteking. Vanaf Velp kan ze  samen met de baby, haar hoogzwangere schoonzus met haar dochtertje en Moeder mee in een rijtuigje.  Henk en zijn zwager gaan er met de handkar lopend  achteraan.  
Aangekomen bij tante Gerretje wordt het overvol. Dinie wordt geboren en blijkt duidelijk een gehandicapt kindje te zijn.
Carla heeft problemen met het ophouden van haar ontlasting door de problemen rond de bevalling.  Moeder schaamt zich en moppert op haar dat ze hoort te blijven zitten tot na het eten. Ze bevuilt zich en rent helemaal overstuur weg van tafel. 
Alles is op de bon, ook de zeep en de baby's kunnen maar amper gewassen worden. Evenals de kleding. Er is geen luier meer schoon. Er moet toch meer schoon goed gehaald worden. Henk en zijn zwager lopen terug van Doetinchem naar Arnhem met de handkar en komen terug met een volle kar voor schoonzus en moeder. Carla is de wanhoop nabij. Er is geen verschoning voor haar en de baby. De spanningen lopen hoog op en ze durft zich evanals Henk nauwelijks te uiten over haar onvrede en ellende. Dat doet haar schoonzus al meer dan genoeg.
Eindelijk komt er bericht dat ze verder kunnen trekken en tante Gerretje fluistert Carla in dat zij, Henk en de baby wel mogen blijven, maar Carla en Henk vertrekken samen met de anderen verder de Achterhoek in.





Blogarchief

LinkWithin

Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...