Een aardige anekdote over een Tibetaanse monnik die ik ooit eens een keer hoorde van Gelek Rimpoche, vrij naverteld om zelf een beetje af te kikken :-).
De monnik had maanden in een grot op de berg gezeten, die was ingericht voor de mogelijkheid tot meditatie, eten en drinken. Al die tijd had hij onder heel primitieve omstandigheden geleefd. De bewoners uit het dorp beneden kwamen regelmatig met wat gaven naar boven en zo overleefde hij. Het was een goede tijd geweest. En er was een grote rust en blijdschap over hem gekomen vanuit zijn diepe ervaringen en overdenkingen. Natuurlijk was het de bedoeling dat hij naar het klooster terug zou gaan om daar zijn dagelijkse taken weer op te pakken, maar hij zou er niet rouwig om zijn geweest nog langer in retraite te verblijven. Het voelde zo goed en vertrouwd alles in zichzelf te leren kennen en ervaren en de diepzinnige dharma leringen te overdenken. Nu was het tijd terug te keren in de bewoonde wereld.
Hij wandelde lichtvoetig de berg af naar het dorp in het stralende voorjaars licht. De zon scheen warm op zijn rug. In de grot was het koud geweest en hij had heel spaarzaam met brandstoffen om moeten gaan. Het was hem zelfs overkomen dat hij zich met veel moeite uit de sneeuw had moeten graven. Gelukkig ging de deur naar binnen open, anders was hij niet zeker van zijn overleving geweest.
In het dorp werd hij met open armen ontvangen. De bevolking wist van zijn retraite en de beëindiging daarvan. Ze verwachtte toch min of meer wel een verlichte monnik te kunnen ontvangen. Er werd een feest georganiseerd. De traditionele torma's en tsogofferanden voor de Puja werden klaargezet en de komst van de monnik afgewacht. Iedereen was in bovenste beste stemming. Tijdens de rituelen werden onder gezang de heerlijkste broden, koeken drank en lekkernijen van de tsog uitgedeeld.
De moderne tijd had ook zijn intrede gedaan in het Tibetaans dorpje en na de rituele gezangen pakte Ugine zijn kleine transistor radio en schalden de Chinese muziek door de ruimte. De monnik zat vlak naast de jongen en keek verwonderd op. Zo ver achter de Himalaya's werd je daarmee niet zo snel geconfronteerd al wist hij wel van het bestaan van veel moderne apparatuur. De muziek was niet bepaald een streling voor zijn oor. Na de stilte van de grot en het ingekeerde leven was het bijna onverdraagzaam. Hij vroeg Ugine vriendelijk het radiootje wat zachter te zetten.
Maar Ugine oren waren gewend aan deze klanken en hij genoot ervan. Hij draaide het knopje nauwelijks lager en de monnik vroeg hem een tweede keer het geluidsniveau te verlagen. Ugine hoorde hem niet eens. De Monnik voelde hoe zijn emoties getrikkerd werden en zijn hoofd werd roder en roder. En dat was niet van het vroege lentezonnetje. Hij kon de harde klanken van de Chinese muziek waar hij ook zoveel ellende van meegemaakt had niet langer meer verdragen Toen hij Ugine voor de zoveelste keer vroeg het radiootje wat te dempen en het kind niet reageerde brak er plotseling iets. Hij rukte het radiootje uit de handen van het kind en met een reuze zwaai belandde het in duizend stukjes in de hoek van de kamer.
Uitdelen van de tsog