Het werd er nooit echt donker. Het gordijn dat voor de glas in lood schuifdeur werd getrokken liet het licht van de kamer doorspelen in het kleine tussenkamertje waar mijn bed stond. Het paste precies tussen de twee muurtjes. Je kon zo van de kamer naar de achterslaapkamer langs mijn bed looen. En dan stond er onder het raam dat in het poortje uitkwam nog een logeerbed.
Op het behang zaten kringeltjes en daarin ontdekte ik steeds weer nieuwe figuurtjes waar zat dat kaboutertje ook alweer?
Het geroezemoes uit de kamer waar mijn ouders de avond doorbrachten kon me nauwelijks uit de slaap houden. Toch wilde ik niet in slaap vallen.
Diep ingestopt door mijn moeder onder de warme wollen dekens viel ik uiteindelijk toch in slaap.
Heel mooi, maar tegelijk is het blijven hangen in de oppervlakkigheid soms heel belangrijk...En daar ben ik nu ook tijdelijk mee bezig. Overleven heet dat...
BeantwoordenVerwijderen