en het antwoord van de Boeddha
Het Boeddhisme neemt een uiterst pragmatische houding ten
aanzien van het lijden aan. De Boeddha constateerde op grond van zijn
verlichtingservaring en als een van zijn zes edele waarheden, dat het leven
lijden is. Het lijden is zo onlosmakelijk verbonden met het leven dat het
zinloos is om te proberen er voor weg te vluchten of het te ontkennen.
Volgens hem is de enige oplossing om aan het lijden te
ontkomen dat we aan het leven zelf ontsnappen. Dit betekent echter niet een
oproep om dan maar over te gaan tot zelfdoding, want ook na de dood gaat het
bestaan door en zullen de consequenties van onze daden uiteindelijk weer
uitgedrukt worden in een nieuw leven op aarde. Daarom is de enige oplossing om
ons definitief te ontdoen van alle lijden, dat we onszelf bevrijden uit de
eeuwige kringloop van geboorte en dood. Zo heeft het Boeddhisme in al zijn
veelkleurigheid talloze methoden en technieken ontwikkeld die allemaal tot doel
hebben ons te verlossen van al onze gehechtheden en daarmee van onze aangeboren
drang tot bestaan. Alleen op die manier is het mogelijk om definitief met het
lijden af te rekenen.
Voor de Boeddha is het lijden geen mysterie. Hij heeft
immers de oorzaak van het lijden geschouwd: Hoewel al het bestaan vergankelijk
is, hechten wij ons steeds weer aan allerlei dingen, niet in het minst aan
onszelf en onze dierbaren. Maar vroeg of laat worden we gedwongen om alles waar
we ons aan gehecht hebben weer los te laten. De oorzaak van al het lijden is
dus onze gehechtheid en onze onwetendheid over de vergankelijkheid van alles
wat er bestaat. De schuld van het lijden ligt dus bij onszelf, van
onrechtvaardig lijden is dan ook geen sprake. In moderne opvattingen over karma
en reïncarnatie heeft men deze gedachtegang van de Boeddha overgenomen, zonder
dat men over zijn wijsheid beschikte. Want daar waar de Boeddha er de nadruk op
legde dat er geen permanent ik of een permanente ziel bestaat die onderworpen
is aan het proces van reincarnatie, zijn vele hedendaagse
reïncarnatie-gelovigen er juist wel van overtuigd dat er zo'n permanent ik
bestaat. Dit blijkt al uit het gemak waarmee men over "mijn vorig" of
"mijn volgend" leven spreekt. Zo wordt het inzicht van de Boeddha
door velen vervormd tot een spijkerhard geloof: Indien het slecht met je gaat,
indien je bijvoorbeeld verkracht bent of een vreselijke kwaal hebt opgelopen,
wordt dit maar al te vaak verklaard door er op te wijzen dat je in je vorig
leven dan wel zelf een verkrachter zult zijn geweest en/of slecht karma hebt
opgebouwd. Hier is er geen sprake meer van het mysterie van het lijden. Alles
is onderworpen aan de koele en mechanische wet van oorzaak en gevolg.
Maar als er geen permanente ziel bestaat, wat is dan de
rechtvaardiging van mijn lijden? Wanneer iemand anders dan ik, tijdens zijn of
haar leven slecht karma heeft opgebouwd, waarom moet ik daar nu dan voor
boeten? Hoewel de Boeddha een weg gewezen heeft hoe we onszelf kunnen
verlossen, heeft hij toch niet het mysterie van het lijden opgelost. Volgens de
overlevering was dit ook niet zijn doel. Hij zei: Indien iemand op het slagveld
getroffen wordt door een pijl van een tegenstander, zal hij zich toch ook niet
eerst afvragen wie deze pijl heeft afgeschoten en waarom die persoon juist hem
beschoten heeft. Nee, hij zal eerst alles in het werk stellen om hulp te
zoeken, zodat zijn wond verbonden kan worden en hij weer zal genezen. Daarom
dienen we ons niet bezig houden met allerlei speculaties over de zin van het
lijden, maar moeten we al onze inspanningen richten op onze gang op de weg naar
bevrijding.
in onderstaande link vind je ook andere benaderingen vanuit andere tradities.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten